‘Hij zei dat hij de liefde van God zo zuiver tussen ons voelde, dat we die ook lichamelijk konden beleven.’
‘Ik ben opgegroeid in een gemeenschap met duidelijke regels en codes, waar ik niet van af mocht wijken. Ik leerde niet zelfstandig en kritisch te denken. Over seksualiteit werd niet gepraat. Ik ben opgevoed met groot ontzag voor leiderschap en gezag. Leiders zijn door God aangesteld en ik hoor me aan hun gezag te onderwerpen. Ik had mijn voorganger daarom hoog staan. In wat begon als pastoraal contact, ging gaandeweg en heel subtiel iets anders meespelen. 'Een te grote vertrouwelijkheid, misbruik van macht en bijbelteksten.’
‘Liefde heeft zoveel vormen en tussen ons is de liefde van Christus', zei hij. Daarom is het goed. Anderen zouden dat niet begrijpen, want voor onreine mensen is alles onrein. Hij zei dat hij de liefde van God zo zuiver tussen ons voelde, dat we die ook lichamelijk konden beleven. Ik zou daardoor de diepste diepten van de liefde van God ervaren. Ik moest het werk van God niet tegenhouden, zei hij. Dit was geen zonde. Het zou mijn geestelijke groei juist ten goede komen. Ik wilde niet dat hij aan me zat. Ik wilde ook niet tegen Gods wil ingaan. Maar ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik was zo in de war, ik wilde het niet, echt niet. Hij zei dat wat wij deden betekenis had. Dat het een afspiegeling was van de relatie tussen Christus en de gemeente. Jarenlang is dit zo doorgegaan’.
Binnen een gesloten, naar binnen gerichte kerkgemeenschap genieten de religieuze leiders vaak een groot aanzien. Omdat de geestelijk leiders op een enorm voetstuk staan en gezien worden als door God aangesteld gezag, zie je vaak dat ze ook in hun eigen onaantastbaarheid zijn gaan geloven. Ze worden op handen gedragen door de gemeenschap en nergens in gecorrigeerd. Als zij seksueel misbruik plegen gieten zij hier dikwijls een “religieus sausje” over heen: de spirituele en de seksuele ervaring worden aan elkaar verbonden, waardoor er geen sprake meer van misbruik lijkt te zijn. Als je samen iets seksueels beleeft, dan kan de pleger dit presenteren als iets heel bijzonders. Je staat als het ware in contact met God. Slachtoffers raken hierdoor extra in de war. Maar door de vaak onaantastbare positie van de religieuze pleger, worden zij niet geloofd als zij – vaak na heel lange tijd - over het misbruik gaan praten.
‘Het duurde jaren voordat ik het zwijgen durfde te doorbreken. Ik was aanvankelijk zo onder zijn invloed dat het onmogelijk voor mij voelde om naar voren te komen met mijn verhaal. Ik was bang niet geloofd te worden. Bang om verstoten te worden. En ik schaamde me. Ik had het misplaatste gevoel dat ik gefaald had. En aan de andere kant was ik bang dat ik wel geloofd werd. Voor de onrust waar dat toe zou leiden. Het einde van de kerkelijke gemeenschap misschien. En dat zou dan mijn schuld zijn. Ik wilde dat niet op mijn geweten hebben. Pas toen een andere vrouw het zwijgen doorbrak en het bleek dat hij ook andere vrouwen had misbruikt, durfde ik ook met mijn verhaal te komen.’
Om gezichtsverlies te voorkomen wordt in een gesloten gemeenschap de vuile was niet graag buiten gehangen. ‘Alles gaat goed’ is het beeld dat men naar elkaar en naar buiten in stand wil houden. Heel vaak wil men de misstanden gewoon niet zien, slachtoffers niet geloven, hen het zwijgen opleggen en soms zelfs afstraffen, waardoor misbruik heel lang door kan blijven gaan. Gevolg is dat slachtoffers zich enorm eenzaam voelen en in de kou staan. Ze voelen zich zowel door de dader als door de kerk misbruikt.
Vaak komen slachtoffers, naast een trauma vanwege seksueel misbruik, ook in een geloofscrisis terecht. Omdat de religieuze connectie een belangrijke rol speelt in het misbruik, kun je als slachtoffer ernstig in vertwijfeling raken en het idee krijgen dat God het goed vindt, dat hij ermee instemt. Dat maakt het trauma van de slachtoffers extra ernstig.
‘Ik ken veel mede slachtoffers die hun geloof verloren hebben. In mijn weg van herstel heb ik uiteindelijk mijn geloof hervonden. Intensieve hulp, lieve mensen om mij heen, die zonder oordeel en met begrip voor de lange, moeilijke worstelingen die ik, ook op geloofsgebied doormaakte, naast mij bleven staan, hebben ervoor gezorgd dat ik ben waar ik nu ben. Ik kan nu zeggen: Het is God die mij heeft vastgehouden. Ik kan op een nieuwe manier naar Hem kijken. Ik weet nu, God heeft niets te maken met het misbruik. Mijn voorganger verdraaide het beeld van God en de bijbel om mij te kunnen misbruiken.’